08-03-2025 Rampzalig, alle duiven opgegeten!!

Postduiven uit het hele land waanden zich veilig, maar uiteindelijk overleefden ze de bezetting niet.

RHENEN Verzetsmensen, zij die gedwongen te werk werden gesteld, Joden, Roma en Sinti of Nederlanders die voor de andere kant kozen en in het oosten tijdens de strijd het leven lieten. Het zijn slachtoffers van de oorlog die tegenwoordig – op de laatste groep na – allemaal een plekje hebben gekregen in plaatselijke of nationale herdenkingen en die niet zelden uitgebreid zijn beschreven in verhalen, boeken of websites. Er is ook een onvermoede kant, namelijk die van de postduiven. Het moeten er duizenden zijn geweest die niet bij hun eigenaar terugkeerden. Juiste aantallen zijn niet te noemen. Het is een vergeten groep die vanaf 1942 moest worden ingeleverd. De ‘toppers’, de prijsduiven, werden levend opgevangen in het zogenaamde ‘Centraal Postduivenpark’ op de Grebbeberg in Rhenen. In de hoop op betere tijden. Van alle andere werd een geringd pootje afgehakt en opgestuurd naar de gemeente. De rest belandde ongetwijfeld in de kookpot…

In deze tijd van sociale media en het bezit van mobiele telefoontjes is het bijna niet voor te stellen dat duiven een belangrijke militaire rol hebben gespeeld in het overbrengen van berichten. Er zijn vele voorbeelden uit de Eerste Wereldoorlog bekend en sommige werden vanwege hun heldenrol zelfs geëerd. Sterker: tot in de huidige tijd worden dieren om hun prestaties geroemd.

Denk bijvoorbeeld aan het monument voor de diensthonden van Defensie. Het beeld werd op 2 oktober 2023 onthuld op de voormalige Vliegbasis Soesterberg. ,,Deze dieren zijn al sinds 1951 van onschatbare waarde voor de krijgsmacht en dat mag meer zichtbaar zijn”, zo luidde de motivatie. De Rhenense kunstenares Sandra Pot maakte een impressie van een ‘op scherp staande’ bewakingshond met zijn bepakking.

DUIVEN INGEZET VOOR SPIONAGE

In 1940 kenden de nazi’s de rol van postduiven maar al te goed. Daarmee konden immers berichten voor de geallieerden worden verzonden, net zoals in WOI gebeurde. Eind september 1940 kwamen de eerste maatregelen. Na heftige protesten werd er aanvankelijk vanaf gezien dat alle duiven gedood moesten worden. Er volgden wel strenge regels en registratie. Enkele jaren later, toen de ware aard van de bezetter geen geheimen meer kende, moesten de duiven alsnog worden afgemaakt. De Duitsers waren veel te bang dat de duiven werden ingezet voor spionage voor de geallieerden in Londen. Dat was geen onwerkelijke gedachte. Bekend is dat geallieerde para’s in bezet gebied landden met postduiven ‘op de man’. Op 3 augustus 1942 verordonneert de bezetter dat alle postduiven moeten worden ingeleverd, net zoals het inleveren van radiotoestellen negen maanden later.

Een deel van de levende have van Ouwehands Dierenpark kwam terecht rond deze boerderij op landgoed Hydepark in Doorn. Daar vonden ze eindelijk rust. – Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

In de meeste gevallen was het inleveren van een afgehakt en geringd pootje voldoende. Soms moest daarbij ook een veer worden ingeleverd. Dat gebeurde bij de plaatselijke politie of op de secretarie van het gemeentehuis. In Ouwehands Dierenpark in Rhenen werd door het Nationaal Verbond van Nederlandse Postduivenhouders een opvanglocatie opgericht, het ‘Centraal Postduivenpark’ genaamd.

STRENGE CONTROLE

Het was één van de ophoklocaties en alleen bedoeld voor topduiven, dieren die zich hadden bewezen door hun prijswinnende prestaties. De eigenaren hoopten dat ze in leven konden blijven totdat betere tijden zouden aanbreken. Wie daar toezicht op moest houden was nog enige tijd een punt van discussie. De landelijke bond in Amsterdam zag geen taak weggelegd en kon ook geen personeelslid betalen. Uiteindelijk wordt door de overheid, via de gemeente Rhenen, vanaf 2 september 1943 de Feldgendarmerie (Duitse politie) bereid gevonden om controles uit te voeren.

De dagelijkse verzorging wordt aan het personeel van het dierenpark overgelaten. A. Garretsen uit Oosterbeek, bestuurslid van de overkoepelende bond, wordt de beheerder van het centrale hok. De controle luistert nauw. Maandelijks wordt het aantal duiven vergeleken met de hoklijsten. Elke ringnummer moet overeenstemmen met het afschrift van de hoklijst. Gestorven of zelfs ontsnapte duiven moeten direct gemeld worden bij de burgemeester, de tussenpersoon naar de Duitse autoriteiten.

In Amsterdam was er zelfs een officiële Duivenbrigade, verbonden aan het hoofdbureau van politie. Die had een lijst met daarop alle Amsterdammers die een duif in bezit hadden. Duivenhouden was een traditionele Amsterdamse hobby. Op de daken van huizen stonden vroeger overal bouwsels voor de vogels. De Duivenbrigade registreerde tussen 1940 en 1942 in totaal 32.709 duiven in de stad. De duiven moesten in hokken blijven en losvliegende duiven dienden ingeleverd te worden bij de burgemeester.

‘CENTRAAL POSTDUIVENPARK’ IN RHENEN

Kort na de afkondiging dat het houden van duiven wordt verboden komt Ouwehands Dierenpark in Rhenen in beeld. De opvang op de Grebbeberg gaat goed, totdat de hectische periode rond de Slag om Arnhem in september 1944 aanbreekt. In die maand zijn naast Bram Ouwehand, zoon van directeur/oprichter Cornelis Ouwehand, ook de heren L. Radema en H.J. Aalbers er werkzaam. In die periode komt daar schoonzoon Joop Baars bij. Die wil niet langer op het gemeentehuis onder de Rhenense NSB-burgemeester Thomas Albertus Dijksman werken. Deze man werd op 22 oktober 1943 geïnstalleerd.

Een luguber archiefstuk. In het Stadsarchief Amsterdam zijn geringde pootjes van postduiven bewaard gebleven. – Stadsarchief Amsterdam

Op 22 oktober 1944 moet heel Rhenen zijn geëvacueerd in verband met de oprukkende geallieerde troepen. Het personeel komt terecht in Elst, na eerst alle dieren van overvloedig voedsel te hebben voorzien. Met toestemming van de Feldgendarmerie in Ede mag men terugkeren. Maar Bram Ouwehand laat zijn ouders Chris en Jacoba Ouwehand, verdergaan. Hij maakt zich zorgen om de gezondheid van zijn vader. Het echtpaar gaat per ezelkar naar Doorn.

De leiding in Rhenen is nu in handen van Bram Ouwehand. Werknemer L. Radema is verantwoordelijk voor het aquarium en H.J. Aalbers mag zich vooral bezighouden met de verzorging van postduiven. Aalbers was ook lid van het Nationaal Verbond van Postduivenliefhebbers. De zorg was dus wel aan hem toevertrouwd. Bram Ouwehand keert op 24 oktober vanuit Ede terug op het park. Hij ziet dat de dierentuin flink onder vuur is genomen. Er zijn tientallen granaten op terechtgekomen, vooral op de voorzijde van het terrein. In de weken erna ploetert men voort om koste wat kost de dieren in leven te houden.

Ook wordt getracht om (grote) dieren onder te brengen in Artis in Amsterdam. Dat lukt, maar de afwikkeling zal nog een hele lange nasleep na de oorlog kennen. De Amsterdamse dierentuin zat namelijk bepaald niet te wachten op nog meer dieren en stelde tal van eisen.

Voor de postduiven in Rhenen is zondag 12 november 1944 een trieste dag. Op die dag wordt het aanwezige personeel ‘s morgens vroeg gewekt door het geronk van auto’s. Als ze gaan kijken zien ze een stuk of zes militairen bezig om de duiven in kratten te laden. Zonder opgaaf van reden vertrekken ze weer. Van de duiven is nooit meer iets vernomen…

NAAR DOORN

En de resterende dieren van Ouwehands Dierenpark? Hoe verging het hen? Die kunnen ook niet in het park blijven. In februari 1945 krijgt Rhenen te maken met een bende Hollandse SS’ers, onder aanvoering van een Duitse commandant, Standartenführer Lippert. Zijn bureau is het Huis Remmerstein onderaan de Grebbeberg. In het daar achter gelegen Flipse Bos vinden ook executies van burgers plaats die zich met of zonder schriftelijke toestemming in het Sperrgebiet hebben opgehouden.

Het personeel en de dieren moeten weg van de SS’ers. Onmiddellijk vertrekken zelfs, onder dreiging van automatische pistolen! In optocht gaat het via de Heimersteinselaan, door het bos via de weilanden naar Achterberg. Sommige dieren weten te ontsnappen. Uiteindelijk belandt men met de levende have in de leegstaande Panterfabrieken in Veenendaal. Ook dit verblijf is tijdelijk en niet langer houdbaar. Uiteindelijk worden de dieren stapsgewijs ondergebracht op landgoed Hydepark van de familie Van Loon langs de Driebergsestraatweg in Doorn.

De mannen en hun dieren worden ingekwartierd in en rond de boerderij van de familie Schothorst. De oorspronkelijke villa van Hydepark werd tijdens de bezetting in gebruik genomen door Duitse soldaten. Het huis raakte beschadigd door een Brits bombardement. In 1944 had er een drinkgelag met Duitse militairen plaats in de kelder. De munitie die daar lag opgeslagen kwam tot ontploffing, waardoor het huis met de bijgebouwen werden verwoest.

De Panter Sigarenfabrieken in Veenendaal bood tijdelijk ruimte aan de levende have van het dierenpark. Omdat de omstandigheden niet ideaal waren, werd snel iets anders gezocht. Foto omstreeks 1938. – Ansichtkaart

Het verschil met Veenendaal is enorm. Hier hebben we alle comfort, de dieren zijn in goede stallen in een bosrijke omgeving, rustig en vredig, terwijl we in Veenendaal midden tussen de moffen in een paar fabrieksgebouwen huisden, zonder verwarming, etc”, schrijft Joop Baars in zijn dagboek. Hij en zijn schoonvader Bram Ouwehand komen in het relatief veilige Doorn eindelijk op adem. Met boer Schothorst en zijn gezin kunnen ze goed overweg. Ook de dieren vinden het prima in de bossen van Doorn. Na een week worden er zelfs al vijf lammetjes geboren. En er volgen meer…

Het leven in het Doornse ‘paradijs’ (,,Het is een mooie plek om een dierenpark te stichten”, noteert Baars in zijn dagboek) wordt zo nu en dan verstoord door overvliegende gevechtsvliegtuigen. Er vallen zelfs bommen in de omgeving. Joop Baars: ,,Om half zeven vlogen we onze bedden uit, doordat de bommen ons huis deden schudden. Talloze vliegtuigen scheerden over Doorn en Driebergen.”

HOBBY VOOR IEDEREEN

Terug naar de duiven. De duivensport was, zeker in die tijd, een hobby voor iedereen. Zeg maar van hoog tot laag. Dat bewijst wel Geert de Geit uit Veenendaal. Hij was een gerenommeerd architect waarvan nog altijd fraai ontworpen huizen in het straatbeeld te vinden zijn. De man woonde in een villa-achtige woning aan de Kerkewijk 49, een hoofdweg in Veenendaal die zeker niet als arbeidersbuurt bestempeld kan worden. In zijn grote, langwerpige, tuin bouwde hij zijn duivenhokken en hield hij zich intensief bezig met de sport. Maar ook hij ontkwam niet aan de maatregel om zijn geliefde vogels in te leveren. Hij leverde zijn beste zes duiven in. Hij zou ze nooit meer terugzien… Dat overkwam ook C. van Ginkel van de Geerseweg 32 in Veenendaal, een doorsnee weg in het dorp. Hij raakte vier duiven kwijt.

Dat staat allemaal te lezen in een registratie van Ouwehands Dierenpark, aanwezig in het Regionaal Archief Zuid-Utrecht in Wijk bij Duurstede. De omslag van zeventien pagina’s bevat 176 namen van duivenmelkers uit het hele land met daarbij het aantal ingeleverde duiven en hun registratienummers. Dat aantal varieert van twee tot zelfs twintig (!) ingeleverde topvliegers.

Kort na de oorlog worden nog pogingen ondernomen om te achterhalen waar de ‘duiffies’ van Ouwehand zijn gebleven. Op 21 juni 1945 vraagt de minister van Binnenlandse Zaken aan de gemeente Rhenen of het Postduivenpark nog bestaat en waar de duiven zijn. Al eerder, op 13 mei en pas op 4 juni (!) op het gemeentehuis van Rhenen geregistreerd, schrijft een inwoner van Sas van Gent aan de burgemeester wat er toch met zijn negentien ingeleverde duiven kan zijn gebeurd. Het waren zijn topduiven die een flink geldbedrag waard zijn.

,,Zijn deze daar nog aanwezig, geheel of gedeeltelijk of zijn zij ook medegenomen?” vraagt hij zich hoopvol af. Rhenens waarnemend burgemeester d’Aumale baron van Hardenbroek, helpt de minister uit de droom. Op 27 juni antwoordt hij dat ,,tijdens de evacuatie van mijn gemeente van 22 oktober 1944 tot eind mei 1945, de postduiven die waren ondergebracht in Ouwehands Dierenpark, door de Duitse Weermacht zijn meegenomen. Waarschijnlijk zijn ze overgebracht naar de gemeente Hilversum, maar zekerheid hieromtrent heb ik nog niet kunnen verkrijgen.” Daar stokt de correspondentie en nadere zekerheid over de prijsduiven kan, achteraf gezien, niet meer worden verkregen. Ook de man uit Sas van Gent krijgt dit te horen.

Een overzichtsfoto van Ouwehands Dierenpark rond 1948. – Ansichtkaart, foto KLM

De eerder genoemde architect Geert de Geit zou na het debacle in Rhenen de duivensport zeker niet vaarwel zeggen. Hij gaat onverdroten verder. Kort na de oorlog richtte hij in Veenendaal zelfs de nog steeds bestaande postduivenhoudersvereniging De Snelpost op.

Hoeveel postduiven in Nederland uiteindelijk de dupe zijn geworden van de inleverdrift van de bezetter, is niet bekend. ,,De administratie uit die tijd gebeurde toen nog decentraal bij de bonden”, laat Frank Marinus weten van de Nederlandse Postduivenhouders Organisatie (NPO) in Arnhem, de bond die de administratie bijhoudt rond de vluchten van duiven van Nederlandse duivenmelkers. ,,In de vijftiger jaren heeft de NPO pas een eigen administratie gekregen.”

Werden alle postduiven tijdens de oorlog ingeleverd? De aantekening in een logboek van de Duivenbrigade, aanwezig in het Stadsarchief Amsterdam, zegt eigenlijk al genoeg. In augustus 1944 wordt gemeld: ‘Surveillance in Rivierenbuurt. Aldaar vliegen nog steeds duiven. Bij verstrekking van voeding zal getracht worden ze te vangen’.

En de ‘duiffies’ van Ouwehands? ,,Die zullen ongetwijfeld in de magen van de hongerige SS’ers zijn beland”, zegt een plaatselijke onderzoeker. ,,Die liepen daar in en uit en vaak werd er dan weer een dier vermist…” Het betekende een roemloos einde voor al die topdoffers en -duivinnen.

Door Martin Brink.